• Historie van R.K.S.V. 't Peeske

    De voetbalclub in Beek/Loerbeek kent een rijke historie die startte in 1929. Hieronder tref je een gedeelte van deze mooie voetbalhistorie. Neem er eens de tijd voor om het te lezen. Het zal je verbazen. 

  • De beginperiode van 1929 tot 1940
  • Wanneer en waar precies in Beek werd gestart met voetballen is niet te achterhalen. Wel is bekend, dat er in het midden van de twintiger jaren onderling door groepen jongeren reeds volop werd gevoetbald. Zo hebben er in ieder geval groepen bestaan in Beek (op het dorp), in de buurt van het “kerkpad” en in Loerbeek. De oprichting van een echte voetbalclub geschiedde eerst op 14 juli 1929. De oprichters waren ondermeer de heren J. Claus en Jac. Beening. Voordat de voetbalclub, die zich R.K.B.V.C. (Rooms Katholieke Beekse voetbalclub) noemde, werkelijk van start kon gaan, moesten er diverse moeilijkheden worden opgelost. De kapelaan uit ‘s-Heerenberg, Marinus van Rooijen, moest hier zelfs de helpende hand bieden. Hij is hiervoor verschillende malen met zijn motor naar Beek gekomen.

    Foto uit 1929


    Staand v.l.n.r.: H. Hermsen (bestuurslid), B. Zweden, J. Jansen, J. Nuy, B. Kniest, G. Heijnst, Jac. Beening,

    (bestuurslid), J. Claus (bestuurslid). Middelste rij: B. Putman, J. Putman, W. Beening.

    Voorste rij: A. Roes, W. van Jaaren, B. Raben

    Pastoor Peeters, in die dagen de parochieherder van Beek, vond het namelijk een schande, dat er personen waren die hun land of wei ter beschikking stelden voor die ruwe voetbalsport. In zijn zondagse preek reageerde hij bovendien afkeurend op het voetballen in korte broeken. Maar na enige gesprekken tussen kapelaan van Rooijen, die zelf een enthousiast voetballiefhebber was en de Beekse pastoor, ging laatst genoemde toch door de knieën. Vanaf de kansel verklaarde hij geen bezwaren meer te hebben tegen de voetbalsport, mits er niet gevoetbald zou worden tijdens de mis lezingen en het Heilig Lof. Het eerste voetbalbestuur werd gekozen. Dit bestond uit Jos Claus (voorzitter), Kobus Beening (secretaris) en Hent Hermsen (penningmeester). Deze mannen van het eerste uur gingen aan de slag. De contributie werd gesteld op f 0,10 per week. Voorts werd tot aankoop van shirts overgegaan. Omdat één van de spelers, namelijk Herman Gademan, toevallig kwam opdagen met een rood shirt met witte kraag en witte manchetten, werd dit het clubshirt. Het tenue werd aangevuld met zwarte broek en zwarte kousen met rood-witte band. De doelman en aanvoerder Wim van Jaaren was geheel in het wit gestoken. Bij de Gebroeders Ros in Didam werd de eerste voetbal gekocht. Het waren overigens ook deze personen, die als eerste scheidsrechters zouden gaan fungeren. Eindelijk kwam het zover dat de eerste wedstrijd gespeeld kon worden en wel op het stoppelveld van Beering. Dit veld was gelegen tegenover de woning waar nu Bertus Beening woont of anders gesteld op de grond gelegen tussen wat thans de Schoolstraat en Kleefsestraat is.

    Met negen man begon de eerste wedstrijd tegen Fortuna 1910 uit Elten. De Duitse spelers keken echter wel vreemd op toen zij bij de ingang van het stoppelveld entree moesten betalen. Ze deden het gedwee maar hebben het de Beekse ploeg tijdens de wedstrijd wel betaald gezet. Er vielen namelijk heel wat Eltense treffers, blijkbaar zoveel dat men in Beek de tel kwijtraakte. Vandaag de dag kan niemand u meer de einduitslag van die eerste wedstrijd vertellen. Ter verzachting dient te worden gezegd, dat de Beekse club ook maar met negen in plaats van elf spelers in het veld was verschenen. Erg lang is op het stoppelveld niet gevoetbald, omdat de eigenaar zijn bouwland maar slechts voor een korte tijd kon missen. Er moest uitgezien worden naar een ander speelveld. Het bestuur toog naar H. Jansen, die met zijn gezin de woning, annex café, bij de uitspanning ’t Peeske bewoonde. De heer Jansen redde de noodlijdende club door het weiland nabij zijn woning beschikbaar te stellen. (Het veld aan de Peeskesweg, dat thans in gebruik is als campingterrein). Natuurlijk moest het speelveld wel zelf verzorgd worden. Elke zaterdag werd de koe van het veld gedreven, de grasmat gezuiverd van de mest en vervolgens werd er ’n balletje getrapt, hetgeen beschouwd werd als een soort training. Een nabij gelegen schuur deed dienst als kleedruimte. De bron diende als wasgelegenheid.

    1e geestelijk adviseur van R.K.B.V.C. Kapelaan van de Moolen (1931)


    Gedurende de eerste vier jaren van haar bestaan heeft de Beekse voetbalvereniging niet aan competitievoetbal deelgenomen. Men dient zich te bedenken dat het in die tijd vrij normaal was, dat een voetbalvereniging niet aangesloten was bij een voetbalbond.

    De oorzaak hiervan was veelal geldgebrek. In plaats van competitievoetbal werd er dan vriendschappelijk gespeeld of aan seriewedstrijden deelgenomen, dit was een soort onderling toernooi tussen een vijftal verenigingen.

    Hoewel door R.K.B.V.C. in die begin dertiger jaren geen bijzondere prestaties werden verricht, wist het voetbalteam van weleer toch menige wedstrijd met een overwinning af te sluiten.

    Een amusant bewijs hiervan is het volgende: B.V.C. was in deze jaren hoog geëindigd met de zgn. seriewedstrijden. Om nu de volgende ronde te behalen moest een beslissingswedstrijd worden gespeeld tegen V.V.O. uit Velp op het voetbalterrein van Nieuw-Dijk, echter op kermiszondag. Het vertrek was toen vanaf het clubhuis hotel “de Roos”. Aangezien het die bewuste zondag behalve kermis bovendien nog snikheet was, ondervond dit enige vertraging. Nog net op tijd kon het Nieuw-Dijkse voetbalterrein worden bereikt. Doch ook de tegenstander ondervond veel last van de hitte. Na enkele minuten te hebben gespeeld deed de aanvoerder van V.V.O. het voorstel, om in verband met de hitte, de wedstrijd te staken en de winnaar door loting aan te wijzen. Dankbaar maakten de Bekenaren hiervan gebruik. Toen B.V.C. ook nog als winnaar uit de bus kwam, was het feest natuurlijk compleet. De “overwinning” werd dan ook flink gevierd op de Beekse. kermis. Na deze beginperiode van vier jaren voelde de club zich sterk genoeg om aan een echte competitie te gaan deelnemen. In 1933 besloot R.K.B.V.C. lid te worden van de R.K.U.V.B. (Rooms Katholieke Utrechtse Voetbalbond.) B.V.C. werd ingedeeld in de derde klasse C, tezamen met: B.W.O. (Ooy); G.V.C. (Giesbeek); G.V.V. 2 (Groessen), N.D.C. 2 (Nieuw-Dijk) en Victoria 2 (Babberich).

    1e Elftal in het begin van de dertiger jaren


    Voorste rij v.l.n.r.: B. Jansen, J. Weijenbarg, A. Roes, Tweede rij v.l.n.r.: W. Fielt, W. Limbeek, A. Krüs

    Derde rij v.l.n.r.: W. Beening, B. Zweden, W. van Jaaren, J. Nuy, L. Hetterscheid

    Achterste rij: Jac. Beening, R. Putman, Kap. Sterneberg (geestelijk adviseur), H. Hermsen, Th. Putman

    In dit eerste officiële voetbal seizoen werd een plaats in de middenmoot behaald. In het daaropvolgende seizoen 1934-1935 eindigde de Beekse voetbalclub als derde op de ranglijst. Inmiddels was de vereniging er ook in geslaagd een tweede elftal op de been te brengen. De Beekse bevolking liep aanvankelijk nog niet zo erg warm voor het voetballen. De entree was anders ook niet mis, f 0,10 voor een voetbalwedstrijd was toen veel geld. Vaste supporters waren even wel mevrouw Claus en mevrouw (Fien) Beening. Eens moedigden ze B.V.C. zo fanatiek aan, dat de scheidsrechter de wedstrijd moest affluiten en aanvoerder Van Jaaren bij zich riep. Deze werd vriendelijk doch dringend verzocht de beide dames tot enige kalmte te manen. Het meest turbulente seizoen gedurende de vooroorlogse jaren was wel het seizoen 1935/ 1936. In dat seizoen begon R.K.B.V.C. met acht andere teams aan de competitie. Met nog volop kansen op het kampioenschap (één punt achter Lobithse Boys en één wedstrijd minder gespeeld) bereidde het team zich voor op de laatste te spelen wedstrijd tegen Juliana 2 uit Pannerden. Toen kreeg de vereniging bericht van de voetbalbond, . dat N.D.C. 2 zich uit de competitie had terug getrokken. Alle door N.D.C. 2 gespeelde wedstrijd~n kwamen hierdoor te vervallen. R.K.B.V.C., die beide wedstrijden na een bikkelharde strijd winnend had kunnen afsluiten, kreeg hierdoor v)er winstpunten in mindering. Lobithse Boys, die één keer had verloren van N.D.C. werd slechts twee punten in mindering gebracht en werd hierdoor automatisch kampioen. De wedstrijd tegen Juliana 2 werd in verband hiermee nog slechts een formaliteit en werd daarom niet meer gespeeld.

    Gaandeweg was de publieke belangstelling steeds groter geworden. Een gedeelte van de supporters ging echter de wedstrijden vanaf de straat volgen om zo het entree geld te ontduiken. Om deze zwartkijkers het zicht te belemmeren werden bij het bestuurslid Hent Hermsen jutedoeken gekocht en rondom het veld gespannen.

    “Het betaalt zichzelf’, zo zal er zeer zeker gesproken zijn toen door het bestuur over de aanschaf beslist moest worden. Aanvankelijk werden de doeken bij elke wedstrijd opgehangen. Later alleen nog wanneer veel publiek verwacht werd. Dit toch wel unieke voorhangsel heeft zeker nog tot laat in de vijftiger jaren onwillenden genoodzaakt entree te betalen. De belangstelling voor het voetballen bleef groeien ook voor de uitwedstrijden. Wanneer er een belangrijke uitwedstrijd gespeeld moest worden, werd er gebruik gemaakt van de vrachtwagen van Jozef Heli.

    in het seizoen 1937/1938 gaf R.K.B.V.C. wederom blijk over goede voetbalkwaliteiten te beschikken. In dat seizoen behaalde de club de derde plaats achter Excelsior en Victoria 2. Er namen toen tien elftallen aan de competitie deel.

    Het contributie betalen leverde in deze dertiger jaren nog weleens problemen op. Zo ook bij Theet Wensink, die in die dagen een contributie achterstand van tien weken had opgelopen. Hij was niet meer in staat deze achterstand weg te werken. Maar zoals een goed en eerlijk voetballer betaamt heeft hij toen zijn schulden in natura afgelost en wel met een vette kip!

    Niet onvermeld mag blijven het clublied, dat in die dagen werd gezongen. Hoewel de schrijver van dit poëtisch lied niet meer valt te achterhalen, is zijn tekst gelukkig voor het nageslacht bewaard gebleven. B.V.C. dat is een clubje, ’t is overal bekend,

    Bij regen en bij onweer is B.V.C. present.

    En dan schieten ze tegen de palen, en dan roepen ze allemaal. . . .

    B.V.C. één twee drie gaat nooit verloren, )

    B.V.C. één twee drie staat boven aan. ) 2x

    En aan het hoekje van de laan, zie je met grote letters staan,

    B.V.C. één twee drie staat boven aan.

    Aan het einde van de dertiger jaren werd er, in verband met het dreigende oorlogsgevaar en de afgekondigde mobilisatie, niet meer aan de competitie deelgenomen.

  • De periode 1940-1950
  • In de jaren 1940-1945 toen ons land gebukt ging onder het juk van de Duitse bezetting was er natuurlijk ook in Beek van geen voetbal sprake. Maar na de bevrijding was het H. ten Haaf, die de voetbalvereniging weer nieuw leven inblies. De jongeren hadden inmiddels al wel een “wilde” voetbalclub opgericht, de zogenaamde “drie centen club”, met als speelveld het zogeheten “gat van Leijting”, maar deze club sloot zich direct aan bij de officiële voetbalvereniging van Beek. In 1945 vond de toetreding plaats tot de G.V.B. (Gelderse Voetbalbond), B.V.C. werd ingedeeld in de 1e klasse afd. G. Omdat de naam B.V.C. teveel verwarring veroorzaakte met ongeveer gelijkluidende namen van andere voetbalverenigingen in de omgeving moest het bestuur een nieuwe naam opgeven. Ofschoon namen als “de Veldhoen” en “de Zandhazen” bij het bestuur hoog genoteerd stonden kwam de naam ’t Peeske tenslotte als nieuwe clubnaam uit de bus. Een probleem was dat niet meteen gebruik kon worden gemaakt van het voetbalveld aan de bosrand. Het veld moest eerst een grondige onderhoudsbeurt ondergaan, want het oorlogsgeweld had ook hier duidelijk zijn sporen achtergelaten. Er werd uitgeweken naar de wei achter de boerderij van Hendrik Neijenhuis, maar al spoedig was men weer terug op de oude vertrouwde grasmat aan de Peeskesweg. Door de oorlogsschaarste was het op velerlei gebied nog wel behelpen. Zo werden de lijnen op het veld aangegeven met zaagmeel in plaats van kalk, maar dit werd niet ondervonden als een ongemak, alhoewel met wind en storm. Ook met de doelnetten was het behelpen. Voor de oorlog was steeds zonder netten gevoetbald met alle problemen van dien. Nu was dit gemis verholpen. De vele camouflagenetten, die de militairen tijdens de oorlog in de bossen hadden achtergelaten werden aan elkaar geknoopt en achter de doelen gespannen. De enige Ieren bal, die de vereniging toentertijd rijk was kan bogen op een lange staat van dienst. Telkenmale wanneer deze eivormige “knikker” was lek getrapt, ging men ermee naar schoenmaker Limbeek. Deze plakte dan de binnenbal en met een peknaald werd de buitenbal met touw dichtgenaaid. Vooral het koppen na zo’n operatie was een heldendaad.

    Ondanks deze gebreken ging de herboren voetbalvereniging in het seizoen 1945/1946 met drie elftal1en van start. Al1e drie elftal1en bereikten dat seizoen geen opmerkelijke successen of dieptepunten. Het eerste elftal bereikte in deze eerste naoorlogse competitie de derde plaats van onderen, terwijl ’t Peeske 2 en ’t Peeske 3 respectievelijk op de vijfde en negende plaats eindigden.

    Het daaropvolgend seizoen 1946-1947 zullen vooral de ouderen onder ons zich zeker nog goed kunnen herinneren. In dat seizoen werd het eerste elftal namelijk kampioen door in Nieuw-Dijk van de Sprinkhanen te winnen. De grote ster binnen de lijnen was, zoals altijd, Gerrit Rigter, een evacué uit Amersfoort, bijgenaamd “het kanon”. Op uitbundige wijze werd dit feest gevierd. Lang zou de vreugde over dit kampioenschap echter niet duren. De voetbalbond ontdekte namelijk dat voor de getalenteerde voetballer Gerrit Rigter geen overschrijving was aangevraagd en haalde een streep door de titel. Er moesten wedstrijden worden overgespeeld met uiteindelijk een beslissingswedstrijd tegen Rijnvogels uit Lobith. Deze wedstrijd moest op het terrein in Lobith worden gespeeld. Vol goede moed toog de Peeske selectie naar Lobith, gevolgd door een. supportersschare van ongeveer 200 personen. De vrachtauto van Bert Rosendaal werd letterlijk volgepropt met supporters.

    Het spel van de Bekenaren was deze middag zeker niet slecht. De Beekse doelman Weijenbarg stopte zelfs tot tweemaal toe op miraculeuze wijze ’n strafschop. Maar zonder Gerrit Rigter in de gelederen was het voor de Beekse formatie toch wel moeilijk. Nu het “Beekse kanon” niet meer in stelling gebracht kon worden, moest een overwinning wel uitblijven. Rijnvogels besliste de wedstrijd met 10-2 in hun voordeel en promoveerde naar de vierde klas.

     

    1e elftal seizoen 1947-1948


    Staand v.l.n.r.: W. Beening, J. Scholten, J. Gademan, W. Limbeek. A. Zweden, F. Woppereis

    Zittend v.l.n.r.: E. Heijnst, W. Scholten, J. Weijenbarg, H. Jansen, G. Krüs, G. Jansen, J. Zweden

    In de jaren hierna kwam er grote tegenslag in de vereniging. Ernstige meningsverschillen tussen bestuur en spelers waren hiervan de oorzaak. Het ene bestuur kwam na het andere. De oudere spelers, de geslagen favorieten, kregen minder animo, het trainingsbezoek liep sterk terug met als gevolg dat de prestaties uitbleven en zo werd het een zwart tijdperk voor ’t Peeske. Ondanks alle problemen had het tweede elftal van ’t Peeske in het jaar 1948 toch nog het kampioenschap weten te behalen. Maar helaas het daaropvolgende seizoen degradeerde het reeds weer naar de derde klas. In het seizoen 1949-1950 nam er zelfs geen A-jeugdteam meer deel aan de competitie. Het eerste elftal kampte nog met een extra probleem. Juist nu de overwinningen toch al uitbleven moesten er bovendien nog enkele goede voetballers opkomen voor de militaire dienst met als gevolg dat zij ’s zondags niet altijd van de partij konden zijn. Vooral wanneer een geduchte tegenstander werd verwacht was dit een waar probleem. Het gebeurde dan weleens, zo is ons fluisterend toevertrouwd, dat zaterdagsavonds heimelijk’ het speelveld onder water werd gezet. Het voetbalveld lag immers naast een grote vijver. De aarden waf rondom de vijver werd doorgestoken en in korte tijd stond het voetbalveld blank zodat de wedstrijd. moest worden afgelast. Vaak betekende dit slechts uitstel van executie. Want al was de ploeg compleet dan nog moest men in de ze jaren meestal in de tegenstander de meerdere erkennen. Dat aan deze ongezonde situatie van de eind veertiger jaren snel een einde moest komen laat zich begrijpen.

  • De periode 1950-1960
  • Het jaar 1950 bracht de oplossing. Er kwam een nieuw maar vooral ook krachtig bestuur. Gezien de problemen waarmee dit nieuwe bestuur geconfronteerd werd, moest er eerst schoon schip gemaakt worden. Conflictsituaties werden uitgepraat, knopen werden doorgehakt. Het einde van het liedje was, dat het eerste elftal vrijwillig degradeerde naar de tweede klas. Met deze vrijwillige degradatie brak er een nieuwe periode aan. Onder de eminente leiding van voorzitter H. Velthausz werden de zaken energiek aangepakt. Een geheel verjongde ploeg ging de kleuren van ’t Peeske 1 verdedigen. In deze nieuwe afdeling eindigde het eerste elftal meteen al op de derde plaats. ’t Peeske 2 deed het nog beter. Na een beslissingswedstrijd tegen Gaanderense – Boys, gespeeld op het veld van “Concordia” (Wehl), welke met 5-1 werd gewonnen, behaalde dit elftal het kampioenschap en promoveerde naar de tweede klas. Een jaar later, op 8 juni 1952 werd ook de Beekse hoofdmacht, onder leiding van trainer G. Bresser, kampioen, door met 5-1 van Zeddam 2 te winnen. Dit betekende, dat ’t Peeske 1, twee jaar na de vrijwillige degradatie, al weer was teruggekeerd naar de eerste klas.

    Kampioenselftal 1952


    Staand v.l.n.r.: H. Zweden, C. Franken, H. Hermans, F. Lammers, A. Zweden, J. Balduk

    Zitterld v.l.n.r.: W. Tomassen, E. Heijnst, H. Rosendaal, G. Jansen en Th. Franken

    Ten aanzien van het voetbalveld kan worden opgemerkt, dat dit er in de begin jaren vijftig erg slecht bij lag. Het moest geheel opnieuw worden ingezaaid. Daarom werd besloten voor één seizoen namelijk 1952/1953 uit te wijken naar het weiland gelegen tegenover de boerderij van Herman Soeter. Voor het verkleden kon men terecht bij café Gademan.

    Het eerste elftal was nu wel weer teruggekeerd in de eerste klas, maar dat betekende nog niet, dat in deze nieuwe afdeling meteen alles naar wens verliep. In 1953 eindigde het eerste elftal namelijk op de voorlaatste plaats. Wellicht geïnspireerd door het 25-jarig bestaan van de vereniging, wist ’t Peeske 1 in het jaar daarop (1954) de vierde plaats te behalen. Maar helaas in het daaropvolgende seizoen moest samen met respectievelijk Lobithse Boys 2; Babberich 2 en A.H.C. (Aerdt-Herwen combinatie) gestreden worden om de degradatie. A:H.C. degradeerde uiteindelijk naar de tweede klas’. Het tweede elftal kende in deze vijftiger jaren ook zijn ups en downs. Telkens wanneer de ploeg promoveerde, volgde er in het seizoen daarop of hooguit twee Jaar na het behaalde kampioenschap alweer een degradatie.

    Eerste elftal in 1953


    Staand v.l.n.r.: F. Wolswijk, A. Schiphorst, A. Zweden, A. Lammers, J. Rosendaal, W. Westerop,

    H. v. Gaalen (bestuurslid) Zittend v.l..n.r.: B. Nas, E. Heijnst; H. Rosendaal, Th. Rosendaal, H. Gerritsen

    Bestuur 25-Jarig bestaan in 1954


    Staand v.l.n.r.: E. Span, W. Neijenhuis, H. ten Bras, R. Putman, H. Meurs, J. Zweden, M. Rosendaal

    Zittend v.l.n.r.: D. Hermsen, H. Rosendaal, H. Velthausz, R. van Kessel (geestelijk adviseur),

    H. van Gaaien, F. Wolswijk, D. van Gaaien

    In de tweede helft van de vijftiger jaren speelde ’t Peeske 1 wat beter, kennelijk waren de problemen, die er in het begin van deze jaren waren geweest, alsmede de aanpassingsmoeilijkheden, die de promotie naar de eerste klas met zich mee hadden gebracht, overwonnen. Een p,laats in de middenmoot was voor het eerste elftal in deze jaren meestal wel weggelegd. Tenslotte mag niet onvermeld blijven de competitiewedstrijden, die ’t Peeske 1 in de jaren vijftig speelde tegen Fortuna 1910 uit Elten. Vanaf 1949 tot de begin zestiger jaren is Elten immers Nederlands grondgebied geweest. Elten had altijd een bepaalde aantrekkingskracht. .Niet omdat die Nederlandse Duitsers of Duitse Nederlanders zulke “feine Leute” waren, maar vanwege het “unheimliche” in dubbele betekenis. Al was Elten nog zo duidelijk tot Nederlands territorium verklaard, zodra bij de dames Reijers de grenspaal gepasseerd was, ontstond onbewust het gevoel in “der Heimat” te zijn. Ongetwijfeld heeft de taal, die er gesproken werd hiertoe bijgedragen. Zoals de opmerkingen, die op het speelveld geslaakt werden: “Ou Heinrich, fummel doch nicht so”. “Du Ahrsloch, schiess doch auf’s Tor” enz. Bekende namen in het Eltense elftal waren in die tijd: de gebroeders Schiller, Kiki, Norbert Gerritzen en de onvergetelijke Klaus Kuhn. De laatste was keeper, met grote talenten, die altijd een dik gewatteerde “Hose” droeg tot aan zijn knieën. Hij is later zelfs trainer van ’t Peeske geweest. Frappant was wel, dat ’t Peeske bijna altijd een verloren wedstrijd speelde tegen de Eltenaren.

    3e Elftal midden vijftiger jaren


    H. Scholten (scheidsrechter), J. Stienissen, Th. Raben, Th. Eijt, W. Lammers, Th. Tiemessen,W. Eijt

    Zittend v.l.n.r.: J. Eijt, A. Neijenhuis, J. Stienissen, Fr. Putman, H. Hebing

  • De periode 1960-1970
  • Het eerste seizoen in de zestiger jaren was tevens het laatste op het voetbalveld aan de Peeskesweg. In september 1961 werd het stadion ,,’t Bergmeertje”, waar de voetbalvereniging ’t Peeske vanaf het oprichtingsjaar 1929 bijna onafgebroken had gevoetbald, voorgoed verlaten. Op 10 september 1961 werd het gemeentelijk sport- terrein aan de St. Martinusstraat officieel geopend. De vereniging kreeg hiermee de beschikking over een fraai aangelegd speelveld, een oefenveldje en een uitstekende kleedaccommodatie.

    Opening Sportpark St. Martinusstraat (10-9-1961)


    v.l.n.r: Pastoor Wal raven , H. Sanders, B. Hermsen, H. A. B. de Leeuw (burgemeester)

    Ook met betrekking tot het vervoer veranderde er het een en ander. Aanvankelijk gingen de spelers namelijk op eigen gelegenheid naar de uitwedstrijden. Sommigen hadden een auto, anderen gingen met de bromfiets. Op zekere dag kwam een van de bestuur. leden op het lumineuze idee, om met de bus te gaan. Voor die tijd een luxe, maar vooral kostbare aangelegenheid, waar het bestuur ongetwijfeld lang over vergaderd heeft. Uiteindelijk werd besloten met de bus van Bod te gaan, indien de spelers zelf een gedeelte van de buskosten zouden betalen. Het financiële plan was zeer inventief en voor die tijd al erg vooruitstrevend. De jongste spelers, die meestal nog studeerden, betaalden niets of weinig. De oudere voetballers en officials f 0,50 of meer, al naar gelang de duur van de reis. Iedereen was verheugd over deze nieuwe vervoersontwikkeling en de daar. aan gekoppelde financiële regeling. Deze veranderingen en met name de overgang naar ’t nieuwe sportveld hadden in eerste instantie een vrij positieve uitwerking.

    Het eerste elftal eindigde in 1962 namelijk verdienstelijk als vierde terwijl het tweede team zelfs kampioen werd.

    Het tweede elftal, dat het voorgaande seizoen 1960-1961 was gedegradeerd, had zich hiermee duidelijk gerevancheerd. Uit achttien wedstrijden waren dertig punten behaald en met een doelsaldo van maar liefst 100-31 belandde het opnieuw in de tweede klas.

    Het daaropvolgende seizoen 1962-1963 werd een teleurstellend voetbaljaar. Het eerste team verloor wedstrijd na wedstrijd, aan degradatie leek niet meer te ontkomen. Terwijl in theorie het behoud van een plaats in de eerste klas nog haalbaar was, werd de naam ’t Peeske in de krant reeds met dikke zwarte letters afgedrukt, als zijnde gedegradeerd. Toevallig kwam een der bestuursleden ter ore, dat de Braamtse voetbalclub St. Joris een ongerechtigde speler in haar gelederen had. De bond werd hierover ingelicht, wat tot gevolg had, dat St. Joris de wedstrijden tegen ’t Peeske moest overspelen. Slechts twee punten behoefde ’t Peeske uit beide ontmoetingen te slepen om het degradatiespook buiten de deur te houden. Op 16 juni zou de eerste wedstrijd gespeeld worden. Die zondag was het voetbalveld in Beek echter bestemd voor de sacramentsprocessie. Het voorstel van het Peeske bestuur om de wedstrijd op zaterdagavond te spelen werd door St. Joris geweigerd. Wel kon ’s zondags middags in Braamt gespeeld worden. Echter op deze “geste” ging het Beekse bestuur niet in. Teneinde raad werd Pastoor Walraven over deze hachelijke zaak ingelicht. Deze nam contact op met zijn Braamtse collega en met de K.N.V.B.! ’s zaterdags voor de wedstrijd ontvingen beide dorpsherders een telegram van de voetbalbond met de mededeling, dat de wedstrijd een week was uitgesteld. Een week later vermorzelde ons eerste team de ploeg uit Braamt met 5 – 2 en handhaafde zich hiermee in de eerste klas G.V.B., ten koste van St. Joris dat degradeerde. Het daarop aansluitende seizoen 1963 – 1964 startte ’t Peeske de competitie met goede voornemens. Als nieuwe trainer was aangetrokken Henk Raau uit Zevenaar. Maar om nu meteen al het eerste team weer een goede partij te laten meeb1azen was ook voor de nieuwe oefenmeester een moeilijke opgave. De resultaten bleven beneden de gewenste verwachtingen. Het degradatiespook waarde ook nu weer rond en bezorgde spelers, bestuur en supporters angstige weken. Aan het einde van de competitie kon tenslotte alleen nog, door de beslissingswedstrijd tegen N.V.C. te winnen, de degradatie naar de tweede klas G.V.B. ontlopen worden.

    Het M.V.R.-terrein was voor deze strijd om de waarheid aangewezen. Met grote spandoeken togen de Beekse supporters, ondanks de stromende regen, naar ‘s-Heerenberg om hun favorieten aan te moedigen. In een enerverende strijd vief een kwartier voor het einde pas de beslissing. Het was linksbuiten Frans Hendriksen, die de bal “mooi opbracht”, doorschoof naar midvoor Gerrit Heil, deze omspeelde een der backs en joeg de bal hard in de touwen, onhoudbaar voor de Netterdense doelman 1-O. N.V.C. vocht voor wat ze waard waren, maar steeds was het doelman Willie Leijting, die de weg versperde. De Beekse doelman keepte die middag de wedstrijd van zijn leven en was de held van de dag. De stand bleef 1-0 in het voordeel van ’t Peeske. Het behoud van een plaats in de eerste klas G.V.B. was hiermee verzekerd.

    Voor het bestuur was er gezien de resultaten van de afgelopen seizoenen, alle aanleiding om de zaken grondiger aan te pakken. De eerste aanzet hiertoe was om de doorstroming vanuit de jeugd vlotter dan gewoonlijk te laten verlopen. Diverse A-jeugd spelers werden aan de selectie toegevoegd.

    Het eerstvolgend seizoen 1964-1965 bracht dit nog niet direct het gewenste resultaat, maar ’t Peeske 1 behaalde toch een vierde plaats op de ranglijst, evenals het seizoen 1965-1966 toen een plaats in de middenmoot werd bereikt. Het seizoen 1966-1967 werd een voetbaljaar, dat zich menigeen nog wel zal heugen. Met slechts drie verliespunten werd ons eerste elftal herfstkampioen, vóór Brummen en Keijenburgse Boys. In de spannende confrontaties tegen de Boys werd de ploeg uit Keijenburg terug gewezen met respectievelijk 1-0 en 2-2. Tegen Brummen verliep het echter minder voorspoedig. De thuiswedstrijd werd winnend afgesloten met 4-3. Op 26 februari 1967 moest ’t Peeske met drie punten voorsprong, opnieuw aantreden tegen deze naaste concurrent. Met een grote schare supporters vertrok het elftal naar Brummen. In de zestiende minuut van de tweede helft was de vreugde groot, toen op een schitterende voorzet van Harrie Hansen een achterhoedespeler van Brummen keihard in eigen doel schoot. Maar de vreugde was slechts van korte duur.

    Finale G.V.B. beker 1968


    Staand v.l.n.r.: J. Bloemberg, H. Geerts (leider), M. Buiting, G. Nas, C. Westerhof, G, Maas, B. Hendricksen,

    B. Stienissen, K. Westerhof (verzorger) Zittend v.l.n.r.: A. Hendriksen, Fr. Hendriksen, W. Leijting, J. Meulenbeek,

    G. Derksen, H. Hansen, A. Neijenhuis

    Een aan Brummen toegewezen penalty was onhoudbaar voor doelman Clemens Westerhof 1-1. De beslissing viel echter in het laatste kwartier, toen er een hevige scrimmage ontstond voor het Beekse doel. Hoewel doelman Westerhof de bal reeds met zijn stevige knuisten omklemde, zag een Brummense speler toch nog kans te scoren, door buiten oogbereik van de scheidsrechter het leer uit zijn handen te trappen. 2 – 1. Hiermee was de eindstand bereikt. Deze nederlaag kwamen de spelers niet meer te boven. Brummen werd uiteindelijk kampioen en promoveerde naar de vierde klas K.N.V.B. Het seizoen daarna 1967-1968 eindigde het eerste elftal opnieuw in de kopgroep en wel op de derde plaats. Het meest succesvol was het eerste in de bekercompetitie. Door op het speelveld van St. Joris met 4-0 te winnen van Babberich (kampioen van de afdeling) bereikte ’t Peeske de finale en moest daarin aantreden tegen Aalten. Onder uitstekende weersomstandigheden moest in Etten helaas de eer gelaten worden aan Aalten. ’t Peeske verloor met 2-0. Aanvoerder Tonnie Putman van Aalten, jaren lang vaste keus van het eerste elftal van ’t Peeske mocht de fel begeerde G.V.B. beker in ontvangst nemen. Al met al waren de prestaties van het eerste elftal gedurende de zestiger jaren erg wisselvallig.

  • De periode 1970-1979
  • Evenals in het begin van de jaren vijftig en zestig startte ’t Peeske ook de zeventiger jaren erg matig. Opnieuw had het bestuur gekozen voor een drastische verjonging. Deze was echter iets te radicaal. In het seizoen 1970-1971 werd de eerste competitiehelft afgesloten met slechts drie behaalde wedstrijdpunten. Evenals het begin van de jaren zestig stak ook nu het degradatiemonster zijn kop weer op. Dankzij het van stal halen van de oudgedienden: Corrie Franken en Gerrit Nas, sleepte ’t Peeske 1 aan het slot van de competitie alsnog een beslissingswedstrijd om de degradatie uit het vuur en wel tegen Ulftse Boys. Ook nu weer zag ons team kans aan de degradatie te ontkomen.

    Op 2e Pinksterdag, 31 mei 1971, werd op het M.V.R.-terrein te ‘s-Heerenberg om het behoud van een plaats in de eerste klas G.V.B. gespeeld. Die middag werd dankzij een fraaie kopbal van Gerrit Maas en een doelpunt van Hans Tomassen in de laatste minuut, Ulftse Boys met 2-1 verslagen. De matige resultaten van het voorgaande seizoen waren voor het bestuur aanleiding om de trainer te vervangen. Menige selectiespeler zal in eerste instantie met enige verbazing gekeken hebben naar de corpulentie van de nieuwe oefenmeester. Echter alras veranderde dit in bewondering en ontzag, mede door de wel bijzonder variabele oefenstof die Herr Thoma met zich mee had gebracht. Want toen de jongens na enige rondjes warm draaien de opdracht kregen om een aantal zakken, tot de rand gevuld met metselzand, naar de overkant van het veld te sjouwen en weer terug, waren er nog weinig die nog tot denken in staat waren. Al deze noeste arbeid ten spijt, het eerste elftal kwam niet verder dan een vierde plaats op de eindrangschikking. Gelet echter op de resultaten in het voorgaande seizoen was dit niettemin een flinke vooruitgang.

    Het seizoen 1972-1973 was een erg spannend seizoen. Door de invoering van de Hoofdklasse afd. Gelderland konden de eerste vier teams promoveren.

    Promotie naar Hoofdklas G.V.B. Kampioensfoto seizoen 1975-1976


    Staand v.I.n.r. J. ten Haaf (masseur), B. Derksen, F. Lammers, Th. Tiernessen, H. Rosendaal, J. Stienissen, B. Zweden,

    H, Sanders, W. Eijt, H. Jansen (leider), A. Zweden (coach). Middelste rij: A. ten Have, J. Bernedsen, J. van Ree, A. Hendriksen

    Fr. Stienissen, Th. Verheij (trainer-speler), Th. Jansen, H. Hansen, K. Westerhof (verzorger)

    Onderste rij: H, Roes (res,), H. Tomassen, J. Meulenbeek, A. Hansen, B. Stienissen, 1. Maas, P. Meijer (res.)

    ’t Peeske 1 eindigde helaas als vijfde en miste hiermee op het nippertjè de overgang naar de Hoofdklasse.

    In het seizoen 1973-1974 zouden de twee hoogst geëindigde teams naar de Hoofdklasse promoveren. ’t Peeske startte overrompelend. Na acht gespeelde wedstrijden waren reeds veertien wedstrijdpunten vergaard en was de ploeg nog steeds ongeslagen. Met nog één wedstrijd te spelen tegen Ratum kon, mits werd gewonnen, het eerste elftal zich herfstkampioen noemen. De verrichtingen van het eerste team waren voor het bestuur aanleiding om voor de spelers iets extra’s te doen. Besloten werd om de reis naar Ratum een vrolijk tintje te geven. Ons dameselftal dat deze middag eveneens moest aantreden tegen Ratum, was ook van de partij. In de morgenuren vertrok dan ook een bus vol spelers en speelsters, alsmede bestuursleden, al dan niet vergezeld van echtgenote of verloofde, richting Lievelde om in het gerenommeerde restaurant “Erve Kots” de lunch te gebruiken. Na deze maaltijd, die bestond uit enkele flinke borden erwtensoep met worst, gevolgd door koffie met “pillewegge”, die enkele spelers na twee happen reeds maagkrampen opleverden, werd besloten een pittige wandeling te maken ter voorbereiding op de te spelen wedstrijd. De spelers vonden deze vorm van voorbereiding uitstekend, echter het voetbalresultaat was nihil. ’s middags werd namelijk met 2-1 verloren van Ratum, met als gevolg dat St. Joris herfstkampioen werd. Ook bij de dames lagen de “pillewegge” ietwat te zwaar zo niet zwaarder op de maag, want zij verloren met maar liefst 9-0.

    Ondanks deze misstap eindigde het eerste elftal aan het einde van de competitie op de tweede plaats achter St. Joris en promoveerde naar de Hoofdklasse afd. Gelderland. De vreugde over de promotie was helaas van korte duur. Een aantal jeugdspelers hadden de plaats ingenomen van enkele oudere voetballers en met een jong elftal maakte ’t Peeske in 1974 haar entree in de Hoofdklasse. De resultaten bleven echter uit. Vooral het gebrek aan routine maar nog meer het gemis van een “afmaker”, een “killer”, waren er de oorzaak van dat menige wedstrijd, vaak met minimaal verschil, onverdiend werd verloren. De degradatie kon niet meer ontweken worden. Aan het slot van de competitie waren met pijn en moeite slechts vijftien wedstrijdpunten bij elkaar gesprokkeld. Helaas niet voldoende, met als gevolg dat het eerste elftal het seizoen daarop wederom in de oude vertrouwde eerste klas G.V.B. moest aan. treden. De ervaring opgedaan in de Hoofdklasse en de wetenschap voor de spelers van het eerste elftal, dat opnieuw een lichting talentrijke jeugd haar opwachting maakte.. was aanleiding voor de Beekse hoofdmacht om het verloren gegane terrein weer snel in te halen. De Beekse ploeg startte de competitie 1975-1976 namelijk overweldigend. Eind november 1975 was t Peeske de enige amateurvoetbalclub in Oost-Gelderland, die de eerste competitiefase schadevrij was doorgekomen. Onder de bekwame leiding van trainer-speler Theo Verheij uit Doesburg, alsmede dankzij de voetbaltactische adviezen van Nol Zweden, behaalde de ploeg uit de eerste tien wedstrijden alle twintig punten. Ook in het verdere verloop van de competitie bleef ’t Peeske 1 hoegenaamd onstuitbaar. Slechts enkele verliespunten moesten geaccepteerd worden. Op 4 april 1976 werd ’t Peeske dan ook met grote overmacht kampioen, doordat de naaste concurrent (Ratum) verloor en de “Oranje-witten” die middag Bredevoort met 7-0 naar huis joegen. ’t Peeske 1 had hiermee bewezen, dat de degradatie in het voorgaande seizoen slechts een vergissing was geweest. In het seizoen 1976-1977 handhaafde het Beekse team zich goed in de Hoofdklasse. Uit twintig wedstrijden werden eenentwintig punten bij elkaar gevoetbald en het behaalde hiermee een zesde plaats op de eindranglijst.

    Ten aanzien van het veldenprobleem ging voor de voetbalvereniging een reeds jaren lang gekoesterde wens in vervulling. Na een verblijf van zestien jaren op het sportveld aan de St. Martinusstraat verhuisde de danig uit de kluiten gewassen voetbalvereniging naar het huidige sportpark “de Kolkstede”.

    Op 21 augustus 1977 werd het nieuwe sportcomplex officieel in gebruik genomen. Het betrekken van het nieuwe complex zal beslist hebben bijgedragen tot de grote doorbraak die ’t Peeske in haar eerste seizoen op “de Kolkstede” verwezenlijkte. Onder leiding van de nieuwe oefenmeester, Harrie van Aalst uit Giesbeek, promoveerde ’t Peeske naar de 4e klas K.N.V.B. Het gehele seizoen was met volle inzet getraind en gevoetbald voor een plaats bij de bovenste drie, die in aanmerking zouden komen voor promotie. Op 16 april 1978 werd de droom werkelijkheid. Doordat die middag, dankzij een grandioos afstandsschot van Fons Keurntjes en doelpunten van Harrie Hansen en Jos Jansen, Winterswijk met 3-1 werd verslagen, stelde de Beekse elf de derde plaats en daarmee de promotie naar de vierde klas K.N.V.B. veilig.

    Promotie naar de vierde klas K.N.V.B. seizoen 1977-1978


    V.l.n.r. staand: H. van Aalst (trainer), Th. Verheij,

    H. Hansen, J. Meulenbeek, H. Rosendaal (voorzitter), J Jansen. A. Gerritsen, A. ten Have, A. Keurntjes,

    A. Hendriksen, H. Jansen (grensrechter.), H. Sanders (secr.), N. Zweden (leider) Zittend: A. Hansen,

    Th. Jansen, H. Tomassen, S. Kool, Fr. Stienissen, J. Maas, A. Jansen, K. Westerhof (verzorger)

    Voor het eerst in haar 49-jarig bestaan had de Beekse voetbalvereniging een plaats behaald in de “grote” K.N.V.B.

    Het “Jubileumseizoen” 1978-1979 werd ’t Peeske 1 ingedeeld in de vierde klas D van de K.N.V.B. Op dinsdag 25 juli 1978 hervatte een door vakanties nog met voltallige Peeske selectie de training op “de Kolkstede”. Het bestuur had inmiddels, naast de bekercompetitiewedstrijden, gezorgd voor een interessant oefenprogramma. Ook het C-elftal van Feijenoord, getraind en gecoacht door oud Peeske speler Clemens Westerhof, dat haar trainingskamp in de Beekse bossen had opgeslagen, was bereid een oefenwedstrijd tegen het 1e elftal te spelen. Op 4 augustus 1978 trad het nauwelijks getrainde ’t Peeske 1, op haar eigen sportpark, aan tegen de Rotterdamse profclub. Onder grote belangstelling, bood het eerste team uitstekend tegenstand tegen de (semi-) profs uit Rotterdam.

    Nadat de spitsspeler van Feijenoord voor 1-0 had gezorgd, was het Frank Stienissen die ’t Peeske in de slotfase van de eerste helft op gelijke hoogte bracht (1-1). Het gebrek aan conditie brak ’t Peeske echter op en het werd steeds meer onder druk gezet. Het duurde echter tot ongeveer twintig minuten voor het eindsignaal voordat de handige rechtsbuiten van Feijenoord het winnende doelpunt kon scoren. Verder dan deze treffer kwam Feijenoord echter niet en de eindstand bleef dan ook 2-1. Na deze uitstekende prestatie wachtte ’t Peeske 1 de bekercompetitie. Bijzonder gemakkelijk en met bij vlagen uitstekend voetbal, eindigde ons eerste elftal door overwinningen op respectievelijk: Arnhemse Boys (derde klas K.N.V.B.) 5-0; Rijnland (vierde klas K.N.V.B.) 4-0; Worth Rheden (vierde klas K.N. V.B.) 0-3; en een gelijk spel tegen Velpse Boys (derde klas K.N.V.B.) 2-2, boven aan in de eerste ronde voor de K.N.V.B.-beker. Enige tijd later moest ’t Peeske in Doetinchem (2e klas K.N.V.B.) echter haar meerdere erkennen. De thuiswedstrijd werd met 3-0 verloren. Dit betekende tevens uitschakeling voor de beker.

    Gesterkt door de bijzonder goede bekerresultaten kon dan ook met een gerust hart de eerste competitiewedstrijd tegemoet gezien worden. Het pakte echter geheel anders uit. De competitie werd namelijk bijzonder zwak begonnen. Enigszins overmoedig geworden door de resultaten, behaald in het oefenprogramma, meenden de eerste elftal spelers de competitieduels ook wel eventjes te zullen klaren. De eerste drie competitieduels werden op rij verloren. De uitwedstrijd tegen O.A.B. uit Arnhem bracht de grote ommekeer. In Arnhem won het 1e met 3-2. Maar liefst vijftien achtereenvolgende wedstrijden bleef ’t Peeske 1 hierna ongeslagen. Met nog vier wedstrijden te spelen en twee punten achter koploper Sportclub Doesburg, moest ’t Peeske 1 op 6 mei 1979 aantreden tegen deze ploeg. Ook de koploper moest, op eigen terrein, een punt laten aan een bijzonder goed en geconcentreerd spelend ’t Peeske en mocht achteraf zelfs van geluk spreken, dat het bij een gelijkspel (1 -1) bleef. Uitgerekend tegen nabuur M.V.R. dat in degradatienood verkeerde werd de daaropvolgende wedstrijd geheel onnodig, met 2-0 verloren. Ook in de voorlaatste wedstrijd tegen G.S. V. ’38 (Giesbeek) kon ’t Peeske1 het niet tot een overwinning brengen. Deze wedstrijd eindigde in een uiterst magere 1-1. Doordat de concurrentie in de slotfase van de competitie eveneens verliespunten moest incasseren, bleef de beslissing wie zich uiteindelijk kampioen zou mogen noemen uit tot de laatste wedstrijd. Sportclub Doesburg en Sportclub Oosterbeek maakten echter geen fout. Doordat het laatste competitieduel tegen VIOD winnend kon worden afgesloten (2-1), eindigde ’t Peeske 1 toch nog verdienstelijk op de derde plaats van de eindranglijst. Sportclub Doesburg werd uiteindelijk kampioen en promoveerde naar de derde klas K.N.V.B. Met het behalen van deze derde plaats kan ’t Peeske terug zien op een bijzonder succesvol seizoen. En niet alleen voor wat ons eerste elftal betreft want in de lagere elftallen kon het Peeske bestuur maar liefst drie teams gelukwensen met het behalen van het kampioenschap. Respectievelijk het tweede, vierde en zevende elftal konden het seizoen 1978-1979 besluiten met een eerste plaats op de ranglijst. Jonge krachten zijn er voldoende aanwezig die er voor zullen zorgen, dat de behaalde successen behouden zullen blijven en worden verbeterd. We kunnen de toekomst dan ook met vertrouwen tegemoet zien:

    Met het behalen van een plaats in de K.N.V.B. in 1978, gevolgd door de successen van onze elftallen in het afgelopen seizoen, heeft de voetbalvereniging ’t Peeske een mijlpaal in haar geschiedenis bereikt. We moeten bij deze prestatie echter niet blijven stilstaan. Want Ceasar zei de reeds: “Moeilijker dan te veroveren is te houden wat men verovert heeft”. Er zullen beslist tegenslagen komen maar tegenslagen maken een strijder sterk en zonder moeite krijgen we wat de moeite niet waard is. Wat we de R.K. Sportvereniging ’t Peeske toewensen, is dan ook veel succes in de komende tijden.

  • Hoe komt de voetbalvereniging aan de naam ’t Peeske?
  • Over de herkomst van de naam van onze voetbalvereniging ’t Peeske worden vooral door diegenen, die niet bekend zijn in deze streek, nogal eens vragen gesteld. Het wordt door onbekenden vaak in verband gebracht met “pees”, hetgeen spier betekent. Aangezien bij de voetbalsport de pezen en spieren inderdaad een belangrijke rol spelen is een dergelijke conclusie derhalve wel voor te stellen. De bewoners uit Beek en omstreken weten eohter wel beter. De naa’m van de Beekse voetbalvereniging is ontleend aan de waterbron ’t Peeske, gelegen aan de rand van het dorp Beek; waar nog steeds kristalhelder water uit de grond opborrelt.

    Het regenwater, dat in de Berghse heuvels snel naar de diepte zakt, kan worden tegengehouden door een leembank. Het kan dan gebeuren, dat het aan de voet van de heuvels weer te voorschijn komt in de vorm van een bron. De waterbronnen ’t Peeske en ook het “Kleine Peeske”, iets verderop gelegen aan de Rozenkransweg, danken hieraan hun ontstaan.

    De naam zal terug te voeren zijn op de grondvorm pas (pasch; pesch) verkleinwoord: peske. Het latijnse woord pascuum betekent weide. Bij een meertje dat overvloedig water leverde behoorde natuurlijk een weide.

    Door verschillende oorzaken kunnen die bronnen minder rijkelijk gaan vloeien of zelfs geheel uitdrogen. Thans geeft geen van belde genoemde bronnen nog zoveel water, dat er een lang uitgerekt beekje gevormd kan worden. In oude tijden was dat wel zo. Minstens één beekje stroomde toen door een dalletje in de richting waar thans de R.K. Kerk staat en verdween verderop in het enigszins lage gebied tussen Beek en Didam weer in de grond. Nabij dit beekje vestigden zich vele eeuwen geleden de eerste Bekenaren.

    En aan die beek, welke zijn oorsprong vond bij de bron ’t Peeske, dankt ons dorp zijn naam.

    De beek droogde uit en werd opgevuld met aarde, maar het dorp Beek bleef.

    Toen bij de oprichting van de Beekse voetbalvereniging in 1929 gezocht werd naar een passende naam werd aanvankelijk gekozen voor de letters R.K.B.V.C. (Roomsch Katholieke Beekse Voetbalclub). Maar na enige tijd maakte de voetbalbond bezwaren tegen deze naam, aangezien verwarring bleek te ontstaan met ongeveer gelijkluidende namen van andere voetbalverenigingen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat het voetbalbestuur in 1945 koos voor de naam ’t Peeske. En sinds die tijd is ’t Peeske niet alleen meer de bron waaraan Beek zijn ontstaan te danken heeft, maar tevens een bron van veel voetbalplezier.

  • De accommodatie 1929-1979
  • Wanneer we terugblikken op de accommodaties zoals de Beekse voetbalclub die in de afgelopen 50 jaar heeft gekend, dan zien we dat er op dit punt ontzettend veel is veranderd.

    Zoals elders in dit jubileumboekje al is opgemerkt werden de allereerste wedstrijden gespeeld op een stoppelveld. Dit eerste speelveld behoorde toe aan Kobus Beening, één der oplichters van de Beekse voetbalclub. Het enige waaraan te zien was dat men met een voetbalveld te doen had, was dat er doelen op stonden. Hoekvlaggen of doelnetten was een luxe waarvoor geen geld was, om over een kleedlokaal maar helemaal niet te praten. Het was overigens vanzelfsprekend, dat het verkleden en wassen thuis gebeurde.

    Het werd als een flinke stap vooruit beschouwd toen de vereniging nog in het oprichtingsjaar 1929 de beschikking” kreeg over het weiland nabij de uitspanning ’t Peeske. Dit weiland was beschikbaar gesteld door H. Jansen van café ’t Peeske, Al moest deze wei dan ook gedeeld worden met een koe, die er door de week haar plezier aan beleefde, des zondags was het plezier aan de zijde van de voetballers.

    Van een kleedruimte was nog steeds geen sprake. De Beekse spelers verkleedden zich thuis, de tegenstander en scheidsrechters konden terecht bij Hend Jansen van de Bonapart. Ook de fam. Limbeek bood spelers en arbiter de gelegenheid om zich in het sporttenue te steken.

    Maar na verloop van tijd wist de vereniging toch de beschikking te krijgen over een kleedruimte. Kennelijk was er aan de kippen niet zoveel meer te verdienen, want het bestuur wist beslag te leggen op een nabij het speelveld gelegen hoenderhok.

    Deze eerste kleedruimte heeft gestaan op de plaats waar nu de douche- en wasgelegenheid is voor de vakantiegasten van het campingterrein ’t Peeske.

    Er was slechts één vertrek, zodat vriend en vijand zich in één ruimte moesten omkleden. Eerst jaren later werd als kleedlokaal in gebruik genomen het groen houten gebouwtje, dat nu als opslagruimte dient, gelegen tussen het café en de Peeskesweg.

    Ondanks deze zwakke accommodatie beschikte de voetbalclub wél over stromend water, namelijk het bronwater van het bergmeertje ’t Peeske. Voordat immers het water van de bron, dat nog altijd ruisend zijn weg zoekt door een slingerende beek het meertje bereikt, dat gelegen is naast het “oude voetbalveld”, stroomt het kletterend over een aantal treden naar omlaag.

    Welnu aan deze treden vond na afloop de wasgelegenheid plaats. Wijdbeens gebukt stonden de mannen na de wedstrijd boven de snel stromende beek om met twee handen het glasheldere water op te vangen om daarmee vervolgens hun nat bezwete lichaam af te spoelen. Iedereen was tevreden over deze vorm van verfrissing, vooral de tegenstander die een dergelijke unieke “luxe” geheel vreemd was. Na de oorlog werd er in verband met de slechte toestand van het veld, als gevolg van het oorlogsgeweld, heel even gevoetbald op het weiland achter de boerderij van Hendrik Neijenhuis. Maar alras rolde bal weer over de oude vertrouwde grasmat aan de Peeskesweg.

    Gaandeweg was het weiland veranderd in een echt voetbalveld. Ook behoefde men zich nu niet meer aan de beek te wassen maar werd gebruik gemaakt van geëmailleerde wasbakken, later gevolgd door de plastic bakken. Ook in 1952 moest er even uitgeweken worden naar een ander speelveld. Het voetbalveld moest geheel opnieuw worden ingezaaid. Besloten werd om voor het seizoen 1952/1953 uit te wijken naar het weiland gelegen tussen de boerderij van Herman Soeter en dè Eltenseweg (nu St. Jans-gildestraat). De kleedgelegenheid was bij hotel “de Roos”.

    Toen in september 1953 het speelveld aan de Peeskesweg weer in gebruik genomen kon worden lag de grasmat er weer keurig bij. Tot en met het seizoen

    1960/1961 werd er op dit terrein aan de bosrand gespeeld. Toen werd voorgoed afscheid genomen van een speelveld waarop de Beekse voetbalvereniging zoveel jaren haar voetbalvreugde had beleefd.

    Accommodatie St. Martinusstraat

    Op 10 september 1961 was het zover, dat het gemeentelijk sportterrein aan de St. Martinusstraat officieel werd geopend. Op die feestelijke dag werd ’s morgens na de H. Mis door de geestelijk adviseur kapelaan Voskuilen de vlag gehesen op het nieuwe terrein en vervolgens de gloednieuwe kleedlokalen ingezegend.

    ’s Middags werd door burgemeester de Leeuw het sportterrein officieel overgedragen aan de voorzitter ‘van de voetbalvereniging ’t Peeske de heer Bertus Hermsen. De Beekse voetbalvereniging had als één der eerste in de gemeente Bergh de beschikking gekregen over een uitstekende kleedaccommodatie compleet met was- en douchegelegenheid, een fraai aangelegd speelveld met bijbehorend trapveldje.

    Aangezien het aantal leden zo aanzienlijk toenam en de vereniging slechts over één veld beschikte werd er aan het eind van de zestiger jaren al weer reikhalzend uitgekeken naar een betere accommodatie. Op dat ene speelveld waren namelijk in ’t seizoen 1968/ 1969 vijf seniorenelftallen, vier juniorenteams en vijf pupillenploegen aangewezen. In drukke weekends moesten er op het terrein soms zes wedstrijden gespeeld worden.

    Ook het eens zo mooie kleedlokaal had de tand destijds niet kunnen doorstaan. Het was daarom verheugend toen burg~meester van Breemen in 1969, tijdens de receptie van het 40-jarig bestaan van de vereniging, kon mededelen, dat de terrein nood binnen afzienbare tijd tot het verleden zou gaan behoren. Toch zou het nog tot 1977 duren eer het nieuwe sportpark “de Kolkstede” in gebruik kon worden genomen. Vooral de strijd tegen het hoge grondwater was hier onder meer debet aan.

    Officieus werd het nieuwe sportveld reeds in januari 1977 in gebruik genomen, aangezien de toestand van het oude veld dermate verslechterd was, dat langer wachten onmogelijk was geworden. Maar op zondag 21 augustus 1977 was het eindelijk zover dat de hoge ijzeren poorten van het nieuwe sportpark “de Kolkstede” officieel door de Berghse burgemeester werden geopend. Daarna vond de overdracht van het sportcomplex aan de trotse voetbalvereniging ’t Peeske plaats. Ter gelegenheid van deze officiële opening speelden die middag het eerste en tweede team wedstrijden tegen Zelhem 1 en 2.

    Al had de vereniging nu de beschikking gekregen over een drietal sportvelden met bijbehorende kleedlokalen, een oefenhoek en materialen berging, toch waren hiermee alle wensen nog niet in vervulling gegaan. De bouw van een clubhuis en een kassa alsmede het plaatsen van een verlichting en een geluidsinstallatie zou de accommodatie compleet moeten maken.

    Met de realisering hiervan werd, met behulp van leden, nog in dezelfde zomer ’n begin gemaakt. Vooral voor de bouw van het clubhuis is door de leden, in hun vrije tijd, ontzettend veel werk verzet. Want reeds op 17 november 1977, slechts drie maanden na de officiële ingebruikname van het sportcomplex, opende Pastoor Ottink door het uitspreken van een gebed, op waardige wijze het clubgebouw.

    Inmiddels was er al een fraaie verlichting op het tweede veld en de oefenhoek verschenen. Met de voltooiing van het kassagebouwen de plaatsing van de geluidsinstallatie was de accommodatie dan eindelijk compleet.

    Dat de voetbalvereniging thans over zulk een fraaie accommodatie beschikt is beslist te danken aan het krachtige bestuur van ’t Peeske. zoals we dat eigenlijk al sinds jaren kennen. In de zestiger jaren reeds gaf voorzitter Antoon Kattier de eerste aanzet om tot uitbreiding en verbetering van de accommodatie te komen. Onder het energieke voorzitterschap van Harry Rosendaal werd de realisering ervan een feit. Dat het bestuur van aanpakken weet bewijst wel het feit, dat inmiddels de plannen al weer gereed liggen voor de bouw van nog enkele kleedlokalen en de uitbreiding van de bestuurskamer.

    Tot slot, maar zeker niet op de laatste plaats dient vermeld te worden, dat dankzij onder meer de financiële medewerking van het gemeentebestuur het sportpark “de Kolkstede” is gaan behoren tot één der fraaiste in de gemeente Bergh (Montferland).